Anders dan runderen hebben paarden zowel boven als beneden snijtanden. Dit stelt hun in staat vegetatie zeer kort aan de grond af te grazen. Hierdoor ontstaan er zogenaamde 'paardenweitjes'. Door de zeer kortgegraasde vegetatie ontstaat er ruimte voor de ontwikkeling van bepaalde plantensoorten, die niet kunnen kiemen in de hogere en dichtere grasmat omdat deze anders door het het aanwezige gras 'verdrukt' worden. Ook zijn deze plekken een zeer geliefde foerageerplek voor bijv. torenvalkjes en andere soorten roofvogels. Door de open structuur is het voor deze soorten makkelijker om mogelijke prooien op te sporen en te bejagen. Ook soorten als konijnen en ganzen maken dankbaar gebruik van het graasgedrag van de paarden. Zij foerageren op de hergroei van de kortgegraasde plekken, omdat zij hoogwaardig voedsel tot zich moeten nemen. Kortom: de aanwezigheid van paarden zorgt voor een divers landschap van afwisselend hoge vegetatie en zeer korte vegetatie waar zeer veel planten- en diersoorten van profiteren.